Oorsprong

Er zijn vele wortels, zoals in Schotland en Frankrijk, maar Engeland is de bakermat van de vrijmetselarij. Daar bloeit in de 17e eeuw de Royal Society, een genootschap van vooruitstrevende wetenschappers, onder wie veel vrijmetselaren. In 1666 woedt in het grotendeels houten Londen ‘the Great Fire’, een brand die 80% van de stad in de as legt. Voor de wederopbouw in steen komen vanuit heel Europa bouwlieden en architecten naar Londen.

Op Sint-Jansdag (24 juni) in 1717, wordt in Londen door vier loges de eerste overkoepelende Grootloge opgericht. Dit wordt gezien als de geboortedatum van de moderne vrijmetselarij. Daarna groeit de vrijmetselarij onstuimig. Mensen hebben even genoeg van alle politieke twisten en godsdienstoorlogen. In 1734 komen vrijmetselaren al bijeen in Den Haag, waar in 1756 tien loges zich aaneensloten tot de ‘Groote Loge der Zeven Verenigde Nederlanden’. Deze benaming werd in 1817 gewijzigd in de ook nu nog geldende: Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden.